Herpesvirus: eens besmet, altijd drager
Herpesvirussen liggen voor zowel een mens als voor een dier altijd op de loer. Zeker als de weersomstandigheden veranderen, het buiten guur wordt, de lucht binnenshuis minder geventileerd wordt en het immuunsysteem het zwaar te verduren krijgt is een besmetting met een herpesvirus zo gebeurd. Een besmetting met een herpesvirus gaat vaak via de lucht (niezen, snot) of via seksuele overdracht. Het akelige is dat als een herpesvirus zich eenmaal in het lichaam genesteld heeft, het ook na herstel van de ziekte altijd aanwezig blijft. Een dier blijft drager, maar als het virus niet actief is geeft het geen symptomen. Totdat de weerstand afneemt… dan ziet het kans om weer actief te worden. Denk bij een mens aan de bekende koortslip die de kop opsteekt bij vermoeidheid, een lage weerstand of blootstelling aan teveel zon. Of een aanval van gordelroos. In beide gevallen is het een opleving van het in het lichaam al aanwezige herpesvirus, de laatste bij mensen die eerder waterpokken hebben gehad.
Gelukkig kun je er als verzorger iets aan doen om het virus bij je dier onder controle te houden.
Goede weerstand is de basis
Dieren die in contact zijn geweest met een herpesvirus zijn drager. De eerste keer reageert het immuunsysteem van het dier extra fel en kan het zich voordoen als een verkoudheid die kort duurt. Het herpesvirus trekt zich vervolgens terug in een zenuw waar het afweersysteem van je dier niet bij kan. Een sterk immuunsysteem zorgt ervoor daarna voor dat virussen geen kans krijgen om uit te breken. Het virus wacht namelijk zijn kans af tot het immuunsysteem is verzwakt. Dan breekt het uit, waardoor het snel terrein kan winnen voordat het dierenlichaam reageert.
Een goede weerstand van je dier bereik je met het nemen van de juiste preventieve maatregelen: adequate beweging, een goed leefklimaat, voldoende ventilatie, geen tocht en voldoende hygiëne. Ook is het raadzaam om contact met eventueel besmette dieren te vermijden. Bij veel dieren bij elkaar, in een pension, opvang of grote stal is het risico van besmetting veel groter.
Stress is een vaak over het hoofd geziene ondermijnende factor van de weerstand. Angst maakt letterlijk ziek…en geeft herpesvirussen de kans om weer tevoorschijn te komen. Vermoed je dat je dier een situatie spannend vindt – denk aan transport of een verblijf in een pension – ondersteun dan al vooraf het immuunsysteem met weerstand bevorderende middelen.
Ook de soort voeding is van invloed op de gezondheid en de conditie van het afweersysteem met betrekking tot het herpesvirus. Het gaat dan uiteraard om gezonde voeding met een minimum aan (snelle) suikers en een goede verhouding in L-Lysine/L-Arginine.
Herpesvirussen bij dieren
Bij paarden leidt het equine herpesvirus (rhinovirus) tot Rhinopneumonie dat vanwege zijn ernst en besmettelijkheid zeer berucht is onder paardenliefhebbers. Het kent twee varianten: type EHV1 en type EHV4. De laatste geeft alleen wat verkoudheidsverschijnselen en koorts, maar de eerste tast naast een luchtweginfectie ook het zenuwstelsel aan en kan tot verlamming leiden. Lees hier meer over Rhinopneumonie bij paarden.
Bij katten hoort het feline herpesvirus (type FhV-1 of FHeV-1) als ook het feline calicivirus tot de belangrijkste veroorzakers van niesziekte. Zeker in pensions waar katten dicht op elkaar leven en waar vaak sprake is van enige stress steekt het de kop op. Het leidt tot een infectie van de luchtwegen en gaat gepaard met vieze ogen, veel niezen en een snotterige neus. Lees hier meer over niesziekte bij katten.
Bij honden zijn de slijmvliezen van neus, oog, mond en uitwendige geslachtsorganen primaire plaatsen van infectie en vermenigvuldiging van het canine herpesvirus (CHV). Via snuffelen en likken en via genitale uitvloeiing wordt het virus overgedragen. Er kan ook een besmetting in de baarmoeder optreden door passage van het virus door de vruchtvliezen van de moeder naar de embryo’s, foetus of pups. Dit kan leiden tot problemen met de dracht in de zin van moeilijk drachtig worden, niet goed uitdragen en zwakke pups. Er zijn nog geen middelen bekend die effectief zijn en de behandeling is er dan ook vooral op gericht op het voorkomen van het verspreiden van het virus.
Ziek geworden?
Zodra een dier – en liever natuurlijk eerder! – ziekteverschijnselen vertoont die een besmetting met een herpesvirus vermoeden is het van belang de leefomstandigheden aan te passen met de eerder genoemde preventieve maatregelen.
Verder kan het aminozuur L-Lysine worden ingezet: het remt de vermeerdering van herpesvirussen.
L-Lysine, L- arginine en herpesvirussen
De meest in het oog springende werking van het aminozuur L-Lysine is de werking tegen virale infecties. Met name herpesinfecties, bijvoorbeeld de koortslip (herpes simplex) of gordelroos (herpes zoster) bij mensen kunnen effectief worden behandeld met L-Lysine. De effectiviteit bij genitale herpes is minder gebleken. L-Lysine is tevens nodig voor de vorming van antilichamen.
L-Lysine werkt tegengesteld aan L-Arginine. De L-Lysine werkt remmend doordat het zorgt dat het herpesvirus niet kan repliceren waarbij L-Arginine juist stimulerend werkt op de vermeerdering van het virus. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer de L-lysine/L-Arginine verhouding in evenwicht is, de vermeerdering van virusdeeltjes onder controle kan worden gehouden. Arginine en Lysine beconcurreren elkaar bij de opname vanuit het darmkanaal. Wanneer er een voldoende L-Lysine wordt aangeboden, dan zal het de opname van L-Arginine echt verminderen.
L-Arginine zit in voedingsmiddelen als chocola, carob, volle granen, noten en zaden, pinda’s, kokosnoot, haver, gelatine, uien en champignons. Ook knoflook bevat veel arginine. Dit zijn voedingsmiddelen waar een dier normaliter niet mee in aanraking komt. Granen en haver staan echter wel vaak op het menu van onze huisdieren, dus goed om te weten dat zij op deze manier een teveel aan L-Arginine binnenkrijgen. Een teveel aan arginine onderdrukt de werking van lysine, net als dat een overmaat aan lysine ervoor zorgt dat arginine moeilijker wordt opgenomen. Bij een teveel aan L-Arginine neemt het risico op een herpesinfectie toe, omdat het de vermeerdering van het herpesvirus in het lichaam stimuleert. Voeding met een juiste balans van deze aminozuren is dus van belang.
Voor mensen zijn voedingsmiddelen met een goede lysine-arginineverhouding de dierlijke eiwitten (vis, kip, rundvlees, lamsvlees, melk, kaas, eieren), bonen, gierst, avocado, biergist en taugé. Ook de meeste groenten hebben een lysineoverschot ten opzichte van arginine. Vitamine C en bioflavonoïden hebben een beschermend effect op het lysinegehalte in het lichaam.
Wees alert op voeding bij dieren
Bij paarden kan het zijn dat een rantsoen met veel haver of volle granen het gehalte L-arginine verhoogt en het dier daardoor kwetsbaarder maken voor Rhinopneumonie.
Voor honden en katten is een menu met vers vlees en verse vis (katten) de manier om te zorgen voor een goede L-Arginine/L-Lysine balans in het lichaam. Helaas kiezen veel diereneigenaars voor brokken waar granen in zijn verwerkt, waardoor de L-Arginine in het lichaam toeneemt en in het geval van katten het risico op niesziekte toeneemt.
Dieren met een dieet met L-Arginine-rijke voedingsstoffen zijn gebaat bij een suppletie met L-Lysine.
Bouwstenen bij herpesinfecties
In de aanpak tegen herpesvirussen kan naast de inzet van L-Lysine ook een combinatie van L-Lysine en verdunde extracten van Lapacho (Pau d'Arco) , Rode zonnehoed (Echinacea), Grote weegbree (Plantago major), Indiaas longkruid (Justicia adhotoda) en Gewone vlier (Sambucus nigra) succes vol zijn (bij niesziekte bij katten). Lees meer over niesziekte.
Supplementen met vitaminen en mineralen ondersteunen de algemene weerstand van een dier.
Een samenstelling van Zink, L-Lysine, Fenegriek (Trigonella Foenigraecum), Grote weegbree (Plantago major), Rode zonnehoed (Echinacea) en Lapacho (Pau d'Arco) kan ingezet worden bij acute problemen met de weerstand.