Let op: aangepaste levertijden en bereikbaarheid rondom de feestdagen. Zie 'Actueel' voor details. 

 

Mariadistel (Carduus marianus)

Hoe dicht modern, klinisch en wetenschappelijk onderzoek naar het farmacologische werkingsmechanisme van geneeskrachtige planten soms kan aansluiten bij de eeuwenoude, traditionele volksgeneeskundige toepassingen ervan wordt duidelijk bij de bestudering van Silybum marianum -of te wel-mariadistel. De afgelopen twintig jaar zijn meer dan 120 klinische studies afgerond waarin onderzoekers de effectiviteit en veiligheid van gestandaardiseerde mariadistel zaadextracten toetsten bij patiënten met acute en chronische leveraandoeningen. Aan deze dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoeken namen ruim 3000 patiënten deel. Daarnaast hebben zij door het uitvoeren van uitgebreid chemisch, farmacologisch, klinisch, histologisch en laboratorium onderzoek aangevuld met gegevens uit dierstudies het werkingsmechanisme van de plant grotendeels kunnen achterhalen.

De onderzoekers kozen als uitgangspunt voor hun onderzoek het traditionele gebruik van de plant. Van mariadistel is bekend dat de plant al meer dan 2000 jaar een sterke reputatie heeft als heilzaam middel bij vele lever-en galaandoeningen. Daarnaast staat in oude kruidenboeken dat de plant als “antidotum” (tegengif) te gebruiken is bij vele vergiftigingen. Door het verrichten van wetenschappelijk onderzoek is overduidelijk komen vast te staan dat de genoemde volksgeneeskundige toepassingen wetenschappelijk te onderbouwen zijn. Het farmacologische werkingsmechanisme en de farmacokinetiek zijn in grote lijnen bekend. De Duitse monografie geeft aan wat de werkzame bestanddelen zijn en de concentratie waarin deze componenten in gestandaardiseerde extracten aanwezig behoren te zijn. Daarnaast vermeldt de monografie de indicaties, dosering en mogelijke bijwerkingen, waardoor de weg geopend is naar een veilige en verantwoorde toepassing in de praktijk.

Maria

In de oudste kruidenboeken uit verschillende landen noemde men de Silybum marianum aanvankelijk “mariadistel”, pas later ontstond de bijnaam “melkdistel” (Milk Thistle). Enkele oude Engelse benamingen voor de plant zijn (St.) Mary’s Thistle, Marian Thistle, Lady’s Thistle en Holy Thistle. In Duitsland kende men de plant eerst als Marienkörner, Frauendistel, Frauenkrone, Christkrone en Heilandsdistel. Later werd de naamgeving minder poëtisch: Stechkrone en Stechkraut, verwijzend naar de stekelige bladeren. De Fransen kennen de plant als “Chardon Marie”. De toevoeging “Maria” verwijst naar het volksgeloof uit het verleden. Men dacht dat gebruik van de plant bij zogende moeders de melkproductie zou stimuleren. Daarnaast leefde de legende dat de melkachtige nerven op de bladeren ontstaan zijn uit gemorste druppeltjes melk van de Maagd Maria.

Kolonisten

Oorspronkelijk komt de mariadistel uit Zuid-Europa, vooral rond de Middellandse Zee groeit de plant goed. De plant houdt van zonlicht en een vochtige grond. De Europese kolonisten brachten de plant in 1879 naar Noord-Amerika.

Tegenwoordig komt de plant vooral voor in het oosten van de Verenigde Staten, Californië en Zuid-Amerika. Het feit dat de kolonisten de plant naar Amerika hebben gebracht, heeft er wellicht aan bijgedragen dat de onderzoeken naar het werkingsmechanisme van de mariadistel met betrekking tot de lever-en galfunctie uitsluitend in Europa en Amerika hebben plaatsgevonden. In China en Japan -landen die toch zeker heel bijzonder vergevorderd zijn in het toepassen en onderzoeken van geneeskrachtige planten-wordt de mariadistel niet zoveel gebruikt als in het Westen. Chinezen en Japanners geven de voorkeur aan gember, zoethout, geelwortel en engelwortel ter ondersteuning van de lever-en galfunctie. In Nederland plant men de mariadistel vanwege zijn karakteristieke uiterlijk vaak aan in botanische tuinen, heemtuinen en kruidentuinen. Het meest bijzonder aan de plant zijn wellicht de opvallende, marmerachtige bladnerven en de prachtige paarse -zeer zelden witte-bloemkroon. De plant behoort tot de composietenfamilie waartoe ook andere distels, madeliefjes en de artisjokken horen en kan anderhalve meter hoog worden. De zaden van de mariadistel zijn bruinzwart of grijsbruin aan de buitenkant. Ze zijn geurloos en hebben een bittere smaak.

Van delicatesse tot prikkeldraad

In ouderwetse Engelse tuinen werd de mariadistel tot het einde van de 19e eeuw aangeplant en vooral als groente gebruikt. Van alle delen van de plant kon men wel iets “smakelijks” maken. In het vroege voorjaar maakte men van de jonge bladeren een salade of bereidde de bladeren als spinazie. Van de jonge uitlopers haalde men voorzichtig de buitenkant af en zette deze met water in de week. Daarna werden de uitlopers gekookt en vervolgens als asperge gegeten. De wortels liet men minstens een nacht weken om de bitterheid te verwijderen, waarna men de wortels kookte en als schorseneren at. Ook kookte en at men de bloemen, maar dan als artisjokken. De zaden werden gedroogd, geroosterd en gebruikt als goedkope vervanger voor koffie. Naast deze erschillende

“delicatessen” had men voor de bloemen van de volgroeide plant nog een andere bestemming: in sommige plaatsen benutte men de paarse bloemen -die rijkelijk voorzien zijn van stekelige doornen-als prikkeldraad!

wortels kookte en als schorseneren at. Ook kookte en at men de bloemen, maar dan als artisjokken. De zaden werden gedroogd, geroosterd en gebruikt als goedkope vervanger voor koffie. Naast deze verschillende “delicatessen” had men voor de bloemen van de volgroeide plant nog een andere bestemming: in sommige plaatsen benutte men de paarse bloemen -die rijkelijk voorzien zijn van stekelige doornen-als prikkeldraad!

Kruidenboeken

In oude kruidenboeken is men al vol lof over de geneeskrachtige werking van de plant bij lever-en galaandoeningen. De Griekse geneesheer en kruidenkenner Dioscorides beschreef al 2000 jaar geleden de mariadistel. Hij gaf deze plant -en alle andere eetbare distels-de naam “Silybum”. Dioscorides schreef dat een thee bereid uit de zaden van de mariadistel genezing kon bieden na een beet van een giftige slang. De Romeinse pionier Pliny de Elder -die leefde van 23 tot 79 na Christus-zei dat het sap van de plant gemengd met honing een uitstekende remedie was om “de gal weg te dragen”, waarmee hij bedoelde dat deze mixture de galstroom activeert. Hildegard van Bingen (1098-1179) was in Duitsland de eerste auteur die uitgebreid haar kennis en ervaring weergaf over de mariadistel. Omdat haar werken in de volkstaal verschenen en zij het Latijn niet beheerste, dicteerde zij haar boeken aan een monnik waardoor zeer veel kennis behouden bleef . Otto Brunfels experimenteerde in 1534 op grote schaal met de mariadistel bij patiënten met leveraandoeningen en Gerard noemde in 1596 de mariadistel “de beste remedie tegen melancholie of zwartgalligheid”. Kruidenkenner Culpeper schreef in 1787 dat “een drank gemaakt van de verse wortel en het zaad stuwingen van de lever en milt opheft, galstenen breekt en uitdrijft en een effectieve remedie is bij de behandeling van geelzucht”. De befaamde Duitse arts Gottfried Rademacher (1772-1850) gaf zijn patiënten bij lever-en miltaandoeningen een ethanol extract van de zaden. Het extract werd spoedig zeer populair en kreeg als naam “Rademacher’s Tinctuur”.

In Amerika erkende de autoriteiten de tinctuur van de hele plant als een officiële bereiding en plaatsten deze in de eerste homeopathische farmacopee van de Verenigde Staten(1878). De geneesheren Felter en Lloyd deden veel moeite de mariadistel opnieuw onder de aandacht te brengen, omdat deze oude remedie bij lever-en galklachten vergeten dreigde te raken. Zij herintroduceerden de plant en bedachten voor de homeopathische tinctuur van de zaden een nieuwe naam: “Carduus marianus”. Het gevolg was dat veel boeken over geneeskrachtige planten de mariadistel aanbevolen ter verlichting van stuwingen in lever, milt en nieren. Ook tegenwoordig gebruikt men in de homeopathie de tinctuur van het zaad nog, onder andere bij leveraandoeningen, geelzucht, galstenen, peritonitis, hoest, bronchitis, varices en stuwingen in de uterus. In Duitsland verscheen in 1986 een officiële monografie van de Silybum marianum, afkomstig van de “Kommission E”.

Flavonolignanen

Intensief onderzoek naar de leverbeschermende werking van de mariadistel begon al meer dan 30 jaar geleden.

Eichler en Hahn beschreven dat extracten van de plant bescherming boden tegen tetrachloorkoolstof intoxicatie.

Mayer had succes met het gebruik van de mariadistel bij hepatitis. Vanaf 1958 ondernamen wetenschappers pogingen de actieve componenten te identificeren. Het lukte Vogel in 1965 om de werkzame bestanddelen te karakteriseren, waarna Wagner en de zijnen er in 1968 als eersten in slaagden de krachtigste werkzame bestanddelen uit de zaden te isoleren. Hierdoor ontstond de mogelijkheid een wetenschappelijke basis te leggen voor het gebruik van de plant bij leveraandoeningen. Het door Wagner geïsoleerde bestanddeel kreeg de naam “silymarine”. Silymarine bevindt zich in een concentratie van 4 tot 6% in de rijpe zaden van de plant. Men ontdekte later dat silymarine niet een enkelvoudige component is, maar een mixture van zeer gecompliceerde componenten. De term “flavonolignanen” werd vervolgens geïntroduceerd, waarmee deze mixture een naam kreeg. Flavonolignanen behoren tot de groep der flavonoïden met coniferylalcohol als bouwsteen. De naam “flavonoïden” is afgeleid van het woord “flavus”, hetgeen “geel” betekent. Het alcoholextract van de zaden van de mariadistel heeft een helder gele kleur. Wagner en Seligman konden in 1985 de chemische componenten nader isoleren en structureel analyseren. Silymarine bestaat namelijk uit drie hoofdverbindingen (isomeren): silybine, silydianine en silychristine. Van deze drie hoofdverbindingen is silybine de meest krachtige component. In het zaad trof men ook andere flavonolignanen aan, naast apigenine, silybonol, taxifoline (2.3 dihydro-quercitine), phytosterolen, vette oliën (20-30%) en eiwitten, waaronder tyramine en histamine (25-30%).

Silymarine

Nader onderzoek liet niet lang op zich wachten. Al spoedig werd duidelijk dat silymarine -en silybine in het bijzonder niet alleen verantwoordelijk was voor de leverbeschermende werking van de plant, maar ook een krachtige antioxidant werking bezat.

Een logisch vervolg was het ontwikkelen van een gestandaardiseerd extract van de mariadistel, zodat wetenschappelijk onderzoek naar de leverbeschermende werking zou kunnen plaatsvinden.

In Duitsland verscheen in 1968 het eerste extract, bereid uit het zaad van de plant en gestandaardiseerd op minimaal 70% silymarine. Dit extract werd de basis van meer dan 120 klinische studies naar de leverbeschermende en antioxidatieve werking van de Silybum marianum. Aan deze onderzoeken namen ruim 3000 patiënten deel.

Farmacokinetiek

studies hebben aangetoond dat met name silybine zeer snel in het bloed opgenomen wordt. Extracten van de Silybum marianum blijken een hoge biologische beschikbaarheid te hebben. Onderzoek wees uit dat de werkzame bestanddelen voor 50% geabsorbeerd worden. De maximale plasmaconcentratie wordt bereikt na 2 uur. De eliminatiehalfwaardetijd bedraagt 6 uur, waaruit men kan afleiden dat een enkele dosis silymarine 12 tot 18 uur werkzaam is.

Van een orale dosis scheidt men ongeveer 3 tot 8% in de urine uit en 20 tot 40% in de gal in geconjugeerde vorm met glucoronide of sulfaat. De hoogste concentraties aan silybine in de gal worden binnen 2 tot 9 uur bereikt, de uitscheiding van silybine via de gal na een enkele dosis van het extract houdt vervolgens 24 uur aan. Vele wetenschappers wijzen erop dat silymarine in de enterohepatische kringloop komt en vervolgens via de lever circuleert. Een bijzonder waardevol “reclycling” proces met silymarine als werkzaam bestanddeel wordt hierdoo“reclycling” proces met silymarine als werkzaam bestanddeel wordt hierdoor opgang gebracht.

De lever als handelsplaats

Uitgebreid onderzoek heeft overduidelijk aangetoond dat het mariadistel zaadextract een organotrope werking heeft, dat wil zeggen dat het een bijzondere verwantschap heeft tot een bepaald orgaan, in dit geval de lever.

Om tot een goed inzicht te komen van de toepassingsmogelijkheden van dit extract met betrekking tot functionele en/ of pathologische aandoeningen van de lever, is het zinvol dit orgaan nader te bezien. Het beeld (en wellicht het leven) van de lever is lang niet iedereen even duidelijk. Sommige auteurs beschrijven de lever als een grote afvalbak, vuilstortplaats of puinbak waar het lichaam alles in dumpt wat het kwijt wil. Anderen zien de lever als een gevaarlijke, bedreigende opslagplaats van allerlei gifstoffen, welke continu “gedraineerd” dient te worden met alle mogelijke middelen, wil het niet zeer slecht met ons aflopen.

Genoemde voorstellingen van de lever zijn mijns inziens te negatief en te eenzijdig. De lever kent enkele zeer belangrijke en onmisbare functies en is één van de meest creatieve organen van ons lichaam. De lever speelt een centrale rol in het metabolisme, de stofwisseling en regelt samen met de darmen, nieren, longen en huid de detoxificatie (ontgifting). Het woord “stofwisseling” geeft in feite exact aan waar het in de lever omgaat: stoffen worden omgewisseld, van hoedanigheid (structuur) en van plaats. Er vindt een zeer complexe transformatie plaats.

Alle stoffen -voedingsstoffen, maar ook geneesmiddelen, vitamines, mineralen, fytotherapeutica en plantenextracten-worden van “ruwe grondstof” omgevormd, getransformeerd tot voor het lichaam bruikbare, geschikte en veilige stoffen.

En stoffen die niet in het lichaam thuishoren, worden zodanig bewerkt dat zij door de nieren of darmen deze kunnen elimineren. De lever is geen afvalberg, maar eerder een “grenswisselkantoor” waar ingeruild kan worden zodat de reis verder kan. Grensposten (douaniers) controleren of alles “volgens de regels geschiedt”. En de “centrale bank” bewaakt de waarde en veiligheid van alle transporten waardoor mogelijke schade voorkomen wordt (middels eliminatie van toxinen). Met andere woorden: de lever is geen dumphal, eerder een levendige handelsplaats.

Functies

Kort samengevat heeft de lever de volgende functies:

  1. Koolhydraatmetabolisme: regulatie van de glucosehomeostase; omzetting in en opslag van glycogeen, mobilisatie van glucose bij hypoglykemie
  2. Eiwitmetabolisme: gebruik van aminozuren voor de eiwitsynthese en glucogenese, afbraak van aminozuren tot ureum, productie van plasma-albumine, protrombine, fibrinogeen en stollingsfactoren
  3. Vetmetabolisme: productie van triglyceriden en vorming van lipoproteïnen, productie van fosfolipiden en cholesterol, productie en afbraak van niet-essentiële vetzuren, ketogenese.
  4. Vitamine-en mineralenmetabolisme: opslag en/ of omvorming van vitamines en mineralen, waaronder vitamine A, K, B6, B12, foliumzuur, tryptofaan, koper, ijzer.
  5. Detoxificatie van geneesmiddelen en toxische stoffen, waaronder alcohol, chemische oplosmiddelen, pesticiden, uitlaatgassen en anaesthetica door middel van het cytochroom P 450-systeem
  6. Inactivatie van hormonen: oestrogeen, corticosteroïden en andere steroïdhormonen worden in de lever omgezet, aan glucoronzuur gebonden en met de urine uitgescheiden
  7. Productie van gal en uitscheiding hiervan: gal is noodzakelijk voor een goede vertering en opname van vetten, gal stimuleert tevens de darmactiviteit De functies van de lever kunnen gemakkelijk aangetast of beschadigd worden door ziekten als hepatitis, door een overaanbod van toxines als alcohol, chemische oplosmiddelen, pesticiden, uitlaatgassen of additieven en door bepaalde geneesmiddelen (antidepressiva, anti-epileptica, cytostatica). De hedendaagse samenleving daagt de ontgiftende organen in ons lichaam (lever, nieren, darmen, longen en huid) enorm uit door het aanbod van zowel endogene-als exogene toxines. Bij een verstoorde leverfunctie kan schade ontstaan aan andere organen in ons lichaam. Zo kunnen bijvoorbeeld ten gevolge van een verstoorde leverfunctie huidklachten optreden.

Detoxificatie of drainage?

Artsen en therapeuten onderkennen steeds meer het belang van detoxificatie bij hun patiënten. Detoxificatie is niet hetzelfde als “drainage”, een term die zeer populair is in therapeutenland. Detoxificatie betekent letterlijk “ontgifting” of “ontwenningskuur bij verslaafden”. Drainage of draineren betekent “het afvoeren van vloeistoffen (wondvocht, bloed, pus) door middel van drains of door het maken van een opening”. De term drainage met betrekking tot de leverfunctie is in wezen volkomen misplaatst. Men kan met geen enkel middel de lever draineren. Laat staan dat er fytotherapeutica bestaan die gekarakteriseerd kunnen worden als “leverdrainagemiddelen”. De invloed van de arts of therapeut op de lever beperkt zich tot het inzetten van producten waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat deze de normale leverfuncties ondersteunen, dan wel aangetaste leverfuncties herstellen. Daarnaast zal een professionele zorgverlener de patiënt ook duidelijk maken in hoeverre zijn leef-en voedingsgewoontes een belastende factor zijn in het geheel.

Werking

Flavonolignanen (4-6%) als silybine, silydianine en silychristine (gezamenlijk bekend als silymarine); apigenine, silybonol, taxifoline, phytosterolen, vette oliën (20-30%) en eiwitten.

Werkingsmechanisme

De Kommission E geeft in haar monografie uit 1986 van de Silybum marianum heel duidelijk aan wat het werkingsmechanisme van de plant is. Later hebben vele wetenschappers dit werkingsmechanisme verder uitgediept en uitgewerkt. De Kommission E noemt de actieve component silymarine kort en bondig: “een antagonist tegenover allerlei leverbeschadigingsmodellen”, zoals de giftige stoffen alpha-amanitine en phalloïdine uit de groene knolamaniet (phalloïdine behoort tot de meest giftige stoffen die er bestaan), tetrachloorkoolstof,

galactosamine, lanthanidine, thioacetamine, thallium en ethanol.

“een antagonist tegenover allerlei leverbeschadigingsmodellen”, zoals de giftige stoffen alpha-amanitine en phalloïdine uit de groene knolamaniet (phalloïdine behoort tot de meest giftige stoffen die er bestaan), tetrachloorkoolstof, galactosamine, lanthanidine, thioacetamine, thallium en ethanol.

De therapeutische werkzaamheid van de silymarine berust op twee aangrijpingspunten:

  1. Silymarine verandert de structuur van de buitenste celmembraan van de hepatocyten (levercellen) dusdanig dat stoffen welke giftig zijn voor de lever niet de celkern binnen kunnen dringen.
  2. Silymarine stimuleert de activiteit van het nucleaire polymerase A (een enzym) met als gevolg een toegenomen ribosomale proteïnesynthese. Hierdoor wordt het regeneratieve vermogen van de lever geprikkeld waardoor vervolgens de nieuwvorming van hepatocyten gestimuleerd wordt.

Dit werkingsmechanisme leidt tot:

  • Hepatocellulaire bescherming
  • Antioxidant werking
  • Regeneratie van beschadigde levercellen

Hepatocellulaire bescherming Silymarine en in het bijzonder silybine bindt zich aan de buitenkant van de hepatocyten en beschermt deze vervolgens tegen schade afkomstig van chemicaliën en toxines. Normaal gesproken worden deze receptoren (bindingsplaatsen) bij intoxicatie bezet door de schadelijke stoffen (agonist). Bij inname van het extract van de mariadistel ontstaat een competitie tussen silymarine en de toxines. Silymarine bezet de receptoren van de celmembranen (antagonist) en blokkeert hierdoor de toxines in hun poging de hepatocyten binnen te dringen en vervolgens te beschadigen. Verschillende wetenschappers spreken bij deze hepatocellulaire bescherming over een “stabilisatie van de celmembraan”. Persoonlijk spreekt mij het farmacokinetische werkingsmechanisme (agonistantagonist) meer aan omdat het proces van blokkering van celreceptoren exacter aangeeft hoe silymarine werkt.

Er zijn veel dierstudies geweest waarin de hepatocellulaire bescherming van de mariadistel is onderzocht. Vergiftiging door inname van paddestoelen geeft zeer ernstige schade aan de lever en is uiterst moeilijk te behandelen. Vogel en Temme (1969) toonden in een dierexperiment aan dat silymarine een antihepatotoxische werking heeft als het voor de vergiftiging met pahlloïdine wordt ingenomen. Later konden Vogel en Temme aantonen dat silymarine ingenomen na vergiftiging met amanitine of phalloïdine eveneens krachtig antihepatotoxisch werkte.

Vervolgens ontwierpen ze een protocol voor therapeutisch gebruik ten bate van patiënten die bloot gesteld waren aan giftige stoffen.

Vele onderzoeken naar de leverbeschermende werking van silymarine zouden nog volgen. Van 1979 tot 1982 vond een proefonderzoek plaats waarbij wetenschappers gegevens verzamelden van 220 patiënten die vergiftigd waren met amanitine (uit de groene knolamaniet). Men behandelde hun in Duitse, Franse, Zwitserse en Oostenrijkse ziekenhuizen. Alle patiënten kregen intraveneus silybine toegediend. Het sterftepercentage was 12.8%, een lager percentage dan ooit tevoren met andere medicatie was bereikt. De onderzoekers Hikino en Kiso vulden aan dat de antihepatotoxische werking overigens wel afhankelijk is van het tijdsinterval tussen vergiftiging en de dosering van

silymarine, alsmede de ernst van de leverschade. Tegenwoordig dienen hulpverleners in Duitse ziekenhuizen bij de afdelingen “Eerste Hulp” als standaardmedicatie silybine (in een te injecteren vorm) intraveneus toe bij vergiftigingen als schade voor de lever dreigt te ontstaan. In vele ziekenhuizen passen artsen in toenemende mate silymarine klinisch toe als ondersteunende medicatie bij toxische schade aan de lever ten gevolge van chronische leverontstekingen en levercirrose.

Antioxidatieve werking

Silymarine blijkt als een krachtige antioxidant werkzaam te zijn in zowel de levercellen als in de cellen van de maag en darm. Deze werking schrijven onderzoekers primair toe aan de mogelijkheid van silymarine om de hoeveelheid glutathion in de levercellen te vergroten en spaarzamer te laten gebruiken. Glutathion is één van de krachtigste antioxidanten in het lichaam. Men kent aan glutathion een celbeschermende werking toe. In een dierstudie toonde men aan dat bij orale inname silymarine de hoeveelheid glutathion toenam met 50%. Onderzoek wees uit dat de

antioxidant werking van silymarine 10 keer sterker is dan de antioxidant werking van vitamine E! Daarnaast heeft men aangetoond dat silymarine het niveau van de antioxidant superoxide dismutase (SOD) in de rode bloedcellen en lymfocyten verhoogt. SOD is een enzym dat voorkomt in alle cellen die zuurstof gebruiken om reacties te laten plaatsvinden. Grote concentraties SOD komen voor in de lever, hersenen, nieren, hart en pancreas. SOD is in staat zeer veel verschillende vrije radicalen onschadelijk te maken. De effecten van het economischer gebruik van SOD werden duidelijk bij toepassing van silymarine bij patiënten die leden aan chronische alcoholcirrose en daardoor

een verhoogd risico liepen op schade aan alle lichaamscellen veroorzaakt door vrije radicalen. Inname van silymarine beschermde de levercellen en cellen van maag en darmen (middels verhoging van SOD) waardoor de schadelijke invloed van de vrije radicalen beperkt bleef en c.q. geremd werd.

Regeneratie van beschadigde levercellen

Uit onderzoek is gebleken dat silymarine de proteïnesynthese van beschadigde of ontstoken levercellen stimuleert waardoor in een versneld tempo nieuwe en gezonde (volwaardige) cellen gevormd kunnen worden. Hierbij moet worden opgemerkt dat het regeneratieve vermogen van silymarine alleen binnen het bereik van gezonde of potentieel gezonde levercellen ligt. Silymarine zal niet de synthese van carcinogene cellen stimuleren. Het versnelt uitsluitend de regeneratie van cellen die bijdragen tot een normaal functioneren van de lever.

Klinische toepassing

Het gebruik van zaadextracten gestandaardiseerd op minimaal 70% silymarine is uitgebreid bestudeerd bij een groot aantal aandoeningen gerelateerd aan de lever. Meer dan 120 studies waaraan ruim 3000 patiënten deelnamen zijn voltooid. Enkele aandoeningen waarbij artsen met succes het extract toegepast zijn:

  • leverschade secundair aan alcohol-of geneesmiddelenmisbruik
  • acute en chronische hepatitis
  • levercirrose
  • leverschade secundair aan vergiftiging of blootstelling met chemische toxines
  • galstenen (preventief)
  • huidaandoeningen als psoriasis en acné
  • leverschade secundair aan alcohol of geneesmiddelenmisbruik

De meest effectieve en succesvolle toepassing van het extract van de mariadistel is wellicht het gebruik van het extract bij patiënten met functionele en pathologische stoornissen ten gevolge van alcoholmisbruik. Door het uitvoeren van laboratoriumonderzoek toonden deskundigen aan dat bij een gebruik van 3 maal daags 140 mg silymarine gedurende 4 tot 8 weken een sterke normalisatie optreedt in zowel de waarden van de leverenzymen SGOT (serum-glutaminezuur-pyrodruivenzuur-transaminase), SGPT (serum-glutaminezuur-oxaalazijnzuur-transaminase) en GGT (gamma-glutamyltransferase), als het bilirubinegehalte.

De waarden van leverenzymen stijgen als schade aan de lever optreedt. Toegenomen waarden vormen een indicatie voor de ernst van de leverschade. In deze studies constateerden de onderzoekers verder dat symptomen van alcoholisme -vermoeidheid, gebrek aan eetlust, misselijkheid en braken-eveneens verdwenen. Patiënten bij wie tengevolge van het alcoholmisbruik eerder gewichtsverlies bemerkten een opmerkelijke toename in het gewicht.

De toepassing van het extract van de mariadistel werd eveneens bestudeerd bij patiënten met leverschade ten gevolge van langdurig gebruik antidepressiva en anticonvulsiva. Nadat de patiënten 2 maanden lang het extract hadden gebruikt, stelden de onderzoekers een duidelijke verbetering vast in de SGOT-, SGPT-en bilirubinewaarden.

Aanvullende onderzoeken bewezen dat bij operaties silymarine de lever beschermt tegen mogelijke schade ten gevolge van anaesthesie.

Hepatitis

Hepatitis is een acute, subacute of chronische parenchymateuze leverontsteking, meestal veroorzaakt door een virus (hepatitis A, B, C, D en E, herpes simplex, cytomegalie, influenza, gele koorts), echter ook bacterieel (ziekte van Weil), protozoair (toxoplasmose) of door toxische invloeden (alcohol, medicijnen). Hepatitis valt de levercellen aan met als gevolg dat de lever “het op een akkoordje gooit” en zijn functies niet meer voor de volle honderd procent uitoefent. Zoals beschreven veroorzaken beschadigde levercellen een stijging in bepaalde leverenzymen, waaronder SGOT en SGPT. Vergeleken met andere leveraandoeningen treedt bij hepatitis de grootste stijging van leverenzym waarden op. Een daling van deze waarden wordt gezien als een indicatie van therapeutisch respons. Silymarine biedt op veilige en effectieve wijze de mogelijkheid het proces van schade aan de levercellen te vertragen en te keren.

Bij acute hepatitis blijkt silymarine niet alleen het ontstaan van schade aan de levercellen te vertragen, maar tevens de overgang naar een chronische vorm van hepatitis te voorkomen. In enkele verslagen melden onderzoekers een korter verblijf in het ziekenhuis, minder complicaties en een sneller herstel. Dagelijks gebruik van 600 mg extract van de mariadistel gestandaardiseerd op 70% silymarine (= 420 mg silymarine) door patiënten met chronische hepatitis gedurende 3 tot 12 maanden resulteerde in een indrukwekkende afname van de levercelschade (vastgesteld middels biopsie), een verlaging van de leverenzym waarden en een toename van de proteïneniveaus in het bloed. Genoemde veranderingen traden meestal al binnen de eerste 2 weken op! Andere, gangbare symptomen bij chronische hepatitis -zoals verminderde eetlust, reuk-en smaakverlies, maag-en darmklachten, misselijkheid, braken en vermoeidheid-verbeterden allen gedurende de behandeling met het extract van de mariadistel. De reguliere therapie bij acute hepatitis bestaat voornamelijk uit bedrust en dieetadviezen. Momenteel bestaat er nog geen geneesmiddel tegen acute hepatitis.

Levercirrose

Levercirrose is een verschrompeling van de lever met een toenemende nieuwvorming van bindweefsel in plaats van leverweefsel (fibrose), het geen uiteindelijk leiden kan tot een vergevorderde degeneratie van de lever met zowel vetinfiltratie van de normale structuur van de lever als een verminderde doorbloeding. Levercirrose ontstaat na diffuse leverbeschadiging van lange duur en kan bijvoorbeeld optreden na:

  • langdurig overmatig alcoholgebruik
  • chronische virale hepatitis (hepatitis B en C)
  • auto-immuun chronische agressieve hepatitis
  • stofwisselingsziekten (ziekte van Wilson)
  • chronische obstructie van de galwegen
  • mucoviscidose
  • leverstuwing (decompensatio cordis)
  • idiopathisch

Levercirrose kan leiden tot leverinsufficiëntie. Specifieke pathologische syndromen als icterus, steatose, slokdarmvarices, ascites, testesatrofie en portale hypertensie kunnen eveneens optreden. Bij ongeveer 20% van de chronische alcoholisten zal uiteindelijk levercirrose ontstaan. Ernstige cirrose kan tot de dood leiden. Onderzoeken met silymarine bij patiënten met levercirrose toonden dat reeds na één maand behandeling met 420 mg silymarine per dag de leverfunctie zich herstelde, hetgeen bewezen werd door een sterke daling in de waarden van de leverenzymen SGOT, SGTP en GGT. Genoemde resultaten werden bevestigd door biopsie en zijn zonder te meer bijzonder te noemen, zeker als men zich bedenkt dat het maanden tot zelfs jaren duurt voor levercirrose zich ontwikkelt. In een studie met 170 patiënten met vergevorderde cirrose van verschillende oorsprong leidde het gebruik van 420 mg silymarine per dag gedurende 41 maanden tot een vergroting in de overlevingskans. De behandeling was het meest effectief bij patiënten met cirrose secundair aan alcoholmisbruik. In enkele onderzoeken waaraan patiënten deelnamen met chronische leveraandoeningen als chronische hepatitis en levercirrose werd de dosis silymarine zelfs verhoogd tot 560 mg per dag.

Galsteenpreventie

Het risico op het verkrijgen van galstenen ontstaat onder andere wanneer de gal in de galblaas oververzadigd raakt met cholesterol. Silymarine kan -blijkens onderzoek-van waarde zijn om te voorkomen dat de gal oververzadigd wordt met cholesterol. Gebruik van 420 mg silymarine per dag gedurende één maand leidt tot een afname van cholesterol in de gal bij patiënten met een voorgeschiedenis van galstenen en galblaasoperatie. Nader uitgebreid onderzoek met grote groepen patiënten over een langere periode zou wellicht de effectiviteit van silymarine ter preventie van galstenen kunnen aantonen.

Protectie en detoxificatie

Het gebruik van het extract van de Silybum marianum tijdens een detoxificatiekuur is aan te bevelen daar silymarine niet alleen de leverfunctie ondersteunt tijdens de kuur, maar ook de levercellen zelf bescherming biedt tegen met name de endogene toxines.

Daarnaast zouden mensen die in hun werksituatie in aanraking komen met exogene chemische toxines (schilders, schoonmakers, automonteurs, stoffeerders, land-en tuinbouwers die gif gebruiken) profijt kunnen hebben van het dagelijks gebruik van silymarine. Ook voor patiënten die een operatie hebben ondergaan (anaesthetica) of bepaalde geneesmiddelen gebruiken, gebruikt hebben of willen afbouwen, kan het gestandaardiseerde zaadextract van mariadistel bijzonder waardevol zijn ter detoxificatie en protectie van de lever.

Als optimale dosering wordt in de literatuur een aanbeveling gedaan van 2 maal daags 300 mg gestandaardiseerd extract (80%), hetgeen overeenkomt met 240 mg silymarine totaal per dag. Als behandelmethode voor leveraandoeningen wordt een periode van minimaal 4 tot 8 weken voorgesteld.

Indicaties

De Duitse Kommission E noemt als indicaties voor het gestandaardiseerde zaadextract van de mariadistel:

  • toxische leverschade
  • acute en chronische hepatitis
  • levercirrose
  • vetlever
  • leverintoxicatie door paddestoelengif, alcohol, narcose, chemische oplosmiddelen, pesticiden en geneesmiddelen
  • dyspeptische klachten (adjuvans)
  • lever-of galklachten met obstipatie (adjuvans)

Contra-indicaties

Gebruik van het extract tijdens de zwangerschap en/ of lactatieperiode wordt meestal uit voorzorg ontraden. Sommige auteurs melden dat het extract dermate veilig is dat het extract ook tijdens de zwangerschap en/ of lactatieperiode gebruikt kan worden. Zelfs in zeer hoge doses is bij dierstudies en humane studies geen toxiciteit aangetoond.

Bijwerkingen

Gestandaardiseerde zaadextracten van Silybum marianum worden over het algemeen goed verdragen. Zeer zelden is melding gemaakt van een mild laxerende werking. Tot voor enkele jaren geleden schreven sommige auteurs aan de mariadistel een bloeddrukverhogende werking toe op grond van de aanwezige tyramine. Onderzoek heeft deze (bij)werking niet bevestigd.