Paardenbloem (Taraxacum officinale)

De paardebloem komt oorspronkelijk uit Europa en Azië waar hij bij voorkeur groeit op vochtige, drassige weilanden, in tuinen en op vuilstortplaatsen. Hoewel de plant in het bijzonder goed groeit op stikstofrijke gronden, weet de plant zich ook onder minder luxe omstandigheden staande te houden, bijvoorbeeld tussen stoep- of terrastegels. De plant heeft een zeer diepe penwortel, die zeer moeilijk helemaal uit te graven is. Tegenwoordig groeit de plant eigenlijk overal in de wereld op zonnige plaatsen. Vrijwel iedereen kent de paardebloem wel, die zo rijkelijk en in volle pracht in het voorjaar bloeit. Soms zijn hele velden vol bloeiende planten te zien. Kinderen kunnen zich prima vermaken met het wegblazen van de pluizen: de paardebloem heeft dan ook niet voor niets de bijnaam “pluizenbol”. En wie konijnen heeft, weet dat deze dieren werkelijk dol zijn op verse paardebloemblaadjes: ze schrokken ze haast naar binnen toe. De bloemen bloeien vanaf de vroege lente, vooraf gegaan door het kleine hoefblad dat door heel mensen vaak voor een paardebloem wordt aangezien. Opvallend is dat de bloemen bij bewolkt weer en ‘s nachts dicht gaan, net als bij de goudsbloem. Hoewel de paardebloem tegenwoordig tot de bekendste planten met een geneeskrachtige werking behoort, wordt de plant pas sinds de late middeleeuwen in de volksgeneeskunde toegepast. Pas vanaf 1485 beschrijvenkruidenboeken de paardebloem en zijn werking en dat is op zich een beetje vreemd omdat alle delen van de plant bijzonder veilig toe te passen zijn. Chinezen kennen de plant al sinds de 7e eeuw! In de middeleeuwen noemde men de plant “dens leonis” (Latijns), hetgeen “leeuwentand” betekent en verwijst naar de bladeren van de plant die op leeuwentanden lijken. De volledige officiële Latijnse naam is “Leotodon Taraxacum”. Andere bronnen stellen dat de naam afgeleid is van de Griekse woorden “taraxis” (oogziekte) en “akeomai” (genezen). Dit verwijst naar de toepassing van de paardebloem bij een oogziekte met de naam “taraxis” tijdens de Middeleeuwen. In het Westen gebruikt men de bladeren en de wortel afzonderlijk, in China benut men de gehele plant (pu gong ying).

Volksgeneeskunde

De paardebloem is met heel wat minder magie omgeven dan bijvoorbeeld het sint-janskruid of de rozemarijn. De plant won aan betekenis toen men hem als “molsla” ging eten en er achter kwam dat de gedroogde, geroosterde en   fijngemalen wortels een goedkope en “gezondere” (maar wellicht minder aromatische en smakelijke) vervanging waren voor koffie. In China gebruikt men sinds de 7e eeuw alle delen van de plant, met name alsdiureticum en stimulans voor de lever- en galfunctie. Chinezen zijn van mening dat de paardebloem hitte (inwendig vuur) koelt en de eliminatie van toxines bevordert. Zij passen de plant veelvuldig toe bij acné, abcessen, (steen) puisten en chronische- of etterende huidaandoeningen. Het verse, witte melksap van de plant wordt zowel in het Oosten als in het Westen als remedie tegen wratten gebruikt. In Europa staan de bladeren bekend als een veilig en effectief diureticum, de wortel heeft een goede reputatie bij lever- en galstoornissen.

Beeld

John Gerard schreef in 1597 reeds over de plant “zij is koud, maar droogt meer en reinigt en opent bovendien wegens de bitterheid die zij aan zich gepaard heeft”. Op zich heel treffend geformuleerd, want natuurgeneeskundig gezien wordt de paardebloem bij voorkeur ingezet bij snel verhitte mensen. Bij deze types hoef je maar iéts te zeggen en ze staan direct in vuur en vlam. Het zijn vaak mensen met een overmaat aan “vuur”, ze reageren direct en impulsief,   zijn vaak geprikkeld, gehaast en zeer ongeduldig. Uiterlijk zijn deze mensen te herkennen aan een roodhoofd of een rode huidskleur. Ze kunnen last hebben van hoofdpijn, migraine, rode uitslag, eczeem met pus of etter, acné, hypertensie, heftige bloedingen en acute ontstekingen. Bij genoemde beelden is “water” nodig om te koelen en het vuur te blussen. De paardebloem heeft deze eigenschappen.

Werkzame bestanddelen

l Bladeren: sesquiterpeen lactonen van het germacranolide type (glucosiden) met taraxinezuur; triterpenen als cycloartenol; aminozuren met koffiezuur en chlorogeenzuur; phytosterolen, verschillende enzymen, flavonoïden als apigenine-7-glucoside en luteoline-7-glucoside; vetzuren, kalium (tot 4.5% in het gedroogde blad), ijzer, vitamine A, B2, C en D; bitterstoffen als taraxine en taraxasterol; choline, carotenoïden

l Wortel: sesquiterpeen lactonen van het eudesmanolide en germanacranolide type, triterpenen, phytosterolen, verschillende enzymen, gamma-butyronelactone glucoside taraxacoside, koffiezuur, kalium, inuline (2-40%), suikers (tot 18%) als fructose, glucose en sucroseOpmerking 1: in de lente bevat de wortel 2% inuline, in de herfst 40%!

Opmerking 2: tot de phytosterolen behoren onder andere sitosterol, stigmasterol, taraxasterol en homotaraxasterol

Opmerking 3: het vitamine A gehalte bedraagt per 100 gram blad 14000 i.e.; wortels bevatten 11000 i.e. per 100 gram

Werkingsmechanisme

Wetenschappers hebben aangetoond dat de plant diuretische, laxerende, cholagoge en antireumatische eigenschappen bezit. In het verleden zette men de plant vooral in bij cholecystitis, galstenen, geelzucht, dyspepsie met constipatie, spierreuma en oligurie. In onderzoeken maakt men onderscheid tussen de werking van het blad en de wortel. De ESCOP noemt in haar monografie van het blad van de paardebloem als indicatie situaties waarin de toename van de urinestroom gewenst is (zoals reumatische aandoeningen) en de indicatie en nierstenen (ter preventie van). In de monografie van de wortel van de paardebloem vermeldt de ESCOP als indicatie herstel van lever- en galfunctie, dyspepsie en gebrek aan eetlust.

Bladeren

Dierstudies toonden aan dat extracten bereid uit de bladeren krachtige diuretische eigenschappen bezitten. Deze werking is beduidend sterker dan van extracten bereid uit de wortels van de plant. Deskundigen schrijven deze diuretische werking toe aan het hoge kaliumgehalte van de bladeren. De diuretische en saluretische werking van een vloeibaar extract van de plant bleek qua werking maar niet qua bijwerking vergelijkbaar met furosemide (regulier diureticum). Dierstudies toonden eveneens cholagoge en choleretische eigenschappen aan. Inname van afkooksels van verse bladeren veroorzaakte een verdubbeling van de galproductie!

Wortel

Vervolgonderzoeken met wortelextracten brachten eveneens cholagoge en choleretische eigenschappen aan het licht. Ook deze dierstudies toonden een vermeerdering van de galproductie aan. Humane studies bewezen dat de wortel de lever- en galfunctie stimuleert. Van Hellemont stelt dat de galsecretie toeneemt met een factor 2 tot 4. Hij meent dat de plant preventief toe te passen is bij patiënten met een predispositie tot galsteenvorming. Zij dienen daartoe  wortelextracten een aaneengesloten periode te gebruiken. De beïnvloeding van de algemene stofwisseling en van de celfunctie door de vele enzymen uit de plant zou -volgens Van Hellemont- gunstig uitwerken op de leveren galfunctie. De wortel werkt alleen preventief en bezit geen galsteenoplossende eigenschappen! Gehele plant Aanvullend wetenschappelijk dieronderzoek bewees dat extracten van de hele plant bij dieren een ontstekingsremmend en  tumorremmend werken. Uit humane studies bleek dat plantenextracten met succes toe te passen zijn bij de behandeling van virale hepatitis. Verschillende auteurs vermelden voor de gehele plant de indicaties lever- en/ of galfunctiestoornissen, ontstekingen van de huid, psoriasis, hepatitis, ziekte van Pfeiffer, leverzwelling, levercirrose, hepatopathie, constipatie, bonkende hoofdpijn vanuit de ooghoeken omhoog over het voorhoofd naar de slapen, dyskinese van de galwegen, cholecystitis, cholecystopathie en cholelithiasis (preventief).

Contra-indicaties

Inname van bladextracten kan de werking van diuretica versterken. Het extract is gecontra-indiceerd bij afsluiting van de galwegen, galblaasempyeem (etterophoping in galblaas), obstructieve ileus (bijvoorbeeld ten gevolge van galstenen) en tijdens de zwangerschap en lactatieperiode.

Bijwerkingen

Inname van plantenextracten kan bij daarvoor gevoelige personen allergische reacties veroorzaken. Aanraking met de plant kan contactdermatitis oproepen. Genoemde reacties ontstaan door het sesquiterpeen lactoon taraxinezuur-1’-O-beta-D-glucopyranoside.