Niet alleen is overgewicht belastend voor gewrichten, pezen en spieren. Ook inwendig kan het voor een hoop problemen zorgen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan diabetes. Veel eigenaren weten niet dat ook hun dier dit kan ontwikkelen. Het ontstaan van diabetes Type I en II Diabetes Mellitus is een aandoening waar veel honden en vooral veel katten mee te maken krijgen.
Er zijn twee typen diabetes te onderscheiden:
- Type I: er wordt te weinig insuline aangemaakt door de alvleesklier. Dit type diabetes manifesteert zich vaak al op jonge leeftijd, is acuut en is snel te herkennen.
- Type II: hierbij zijn de insulinereceptoren die verantwoordelijk zijn voor het transport van glucose de cel in, minder gevoelig geworden voor insuline. De glucose blijft dan in de bloedbaan ondanks een verhoogde concentratie aan insuline in het bloed. Hierdoor raakt de energiehuishouding verstoord. Dit verschijnsel wordt ook wel insulineresistentie wordt genoemd.
Dit type diabetes manifesteert zich vaak op latere leeftijd en ontstaat geleidelijk. Vaak worden de vroege symptomen niet herkend, tot het -te- laat is.
Meer insuline > uitgeputte alvleesklier
Hoewel we bij honden vaker diabetes type I waarnemen, komt ook type II steeds vaker voor. Met name teven kunnen diabetes type II hebben. Dit komt doordat ze telkens tijdens de schijndracht een verhoogd progesterongehalte hebben. Hierdoor wordt er meer suiker gemobiliseerd en is er meer insuline nodig. Op den duur raakt de alvleesklier hierdoor uitgeput.
Bij katten wordt type II vaak waargenomen. Deze vorm van suikerziekte lijkt het meest op type II van de mens. De belangrijkste veroorzakers zijn te veel koolhydraten (suikers) in de voeding en overgewicht. Medicatie als loopsheidremmers en de ‘poezenpil’ of het gebruik van corticosteroïden kunnen diabetes eveneens in de hand werken.
De taak van insuline
Het hormoon insuline heeft onder andere de taak om reserves voor slechtere tijden op te slaan. Van alle organen is de lever hiervoor het meest geschikt, deze heeft de meeste insulinereceptoren (glycogeen voor hersenen en erythrocyten). Ook de spieren (glycogeen en vetreserves voor fight en flight) en de vetcellen (triglycerides als algemene energiereserve) zijn belangrijke reservebronnen.
Insuline zorgt ervoor dat de glucoseconcentratie in het bloed omlaag wordt gereguleerd. Glucose wordt vanuit het bloed opgenomen door de ß-cellen en omgezet in ATP (energie). De functie van dit ATP is om de ATP-sensibele kaliumkanalen te blokken zodat calcium de cel in kan. Als calcium de cel binnen gaat wordt insuline geproduceerd.
Ook is de insuline verantwoordelijk voor de remming van de gluconeogenese, de regulering van de vetstofwisseling in de lever, de celdeling, de terugresorptie van natrium door de nieren, de kracht van de hartslag, het tegengaan van verzuring van de cel (Na+/H+ uitwisseling), het stimuleren van de natrium-, kalium- en magnesiumpompen en de terug transport van kalium en magnesium naar de cel.
De oorzaken van insulineresistentie bij hond en kat
Voeding
Voeding speelt een hele belangrijke rol bij overgewicht en het ontstaan van insulineresistentie bij onze dieren. Door de jaren heen is de voeding van de hond en kat sterk veranderd. Waar honden en katten van nature prooidiereters zijn, eten de meesten nu droge, koolhydraatrijke brok. De genen van de hond en kat veranderen echter lang niet zo snel als de voeding, deze zijn nog steeds ingesteld op een rauwe voeding. Door de veranderde kwaliteit en kwantiteit van hun voer raakt de verhouding tussen macro- en micronutriënten uit balans. Er zit een overdaad aan suikers en koolhydraten in de brok. Bovendien bevat de huidige voeding vaak te weinig magnesium. Dit leidt ertoe dat de cellen ongevoeliger worden voor insuline en kan dus een belangrijke mede-oorzaak zijn voor insulineresistentie.
Wanneer er langdurig een suiker,- en koolhydraatoverschot in de voeding zit, worden bijna alle weefsels minder gevoelig voor insuline. Er ontstaat een verminderde opname van glucose in de cel. Daardoor wordt minder ATP (energie) vrijgemaakt. Vetcellen daarentegen worden juist gevoeliger voor insuline en zullen derhalve steeds meer glucose opnemen en opslaan als triglyceriden: zo ontstaat er een vicieuze cirkel. Door deze cirkel is er een ATP-tekort; een energietekort op hersen-niveau. Dit energietekort vraagt om aanvulling van energie: voeding dus! Dieren willen steeds meer en vaker eten en lijken dan dik te worden van de lucht.
Te weinig lichaamsbeweging
Veel honden doen drie keer per dag een blokje om met de baas en krijgen bij thuiskomst een kant en klare maaltijd voorgeschoteld. De rest van de dag liggen ze te slapen. Ook de meeste katten liggen het grootste gedeelte van de dag in de vensterbank te spinnen, tot het dagelijkse maal wordt voorgeschoteld. Intensief bewegen doen de meeste huiskatten niet.
Het percentage pro-inflammatoire cytokinen (zoals TNF-alfa en IL-6), dat wordt uitgescheiden door macrofagen die zich in het vetweefsel bevinden, stijgt bij overgewicht. Deze cytokinen zijn veroorzakers van insulineresistentie omdat het ontstaan van insulineresistentie tijdens infecties en ontstekingen essentieel is om de glucosespiegel op peil te houden ten gunste van het immuunsysteem. Het viscerale vetweefsel bij te dikke honden en katten kan dus worden gezien als een soort ontstekingsweefsel dat een chronische toestand van laaggradige ontsteking veroorzaakt. De adipokinen worden uitgescheiden door de adipocyten, deze verhogen de insulinegevoeligheid maar worden bij overgewicht minder uitgescheiden.
Stress
De huishond is een sociaal dier, dat in de regel goed gedijt in de omgeving van zijn baas of soortgenoten. Veel honden worden solitair gehouden en zijn vaak alleen. Ook wordt lang niet altijd tegemoet gekomen aan de behoeftes van de hond (jagen, hoeden, bewaken, rennen etc.).
Katten worden vaak met meerderen gehouden op relatief kleine oppervlaktes, of in (te) drukke huishoudens. De huidige leefomgeving van veel honden en katten komt vaak niet meer overeen met de natuurlijke behoeftes. Dit kan leiden tot verveling en stress. Cortisol is het stresshormoon, dit vermindert de gevoeligheid van insulinereceptoren en voorkomt dat glucose kan worden opgeslagen als glycogeen (in lever en spieren).
Infectie en ontsteking
Een chronische infectie, zoals chronische blaasontsteking of niesziekte bij katten, kan bijdragen aan het ontstaan of verergeren van insulineresistentie. De hormonen die betrokken zijn bij het reguleren van de infectie, zoals cortisol, spelen ook hierbij een rol.
Schijnzwangerschap
Teven die regelmatig schijnzwanger worden hebben een verhoogde kans op insulineresistentie. Dit komt doordat ze telkens tijdens de schijndracht een verhoogd progesterongehalte hebben. Hierdoor wordt er meer suiker gemobiliseerd en is er meer insuline nodig. Op den duur raakt de alvleesklier hierdoor uitgeput.
Het ontstaan van insulineresistentie
Metabolic syndrome
Voedingsfactoren in combinatie met een gebrek aan lichamelijke activiteit worden verantwoordelijk gehouden voor het ontstaan van het ‘metabool syndroom’. Er bestaan meerdere definities van dit syndroom waarbij insulineresistentie soms als synoniem wordt gebruikt, maar het metabool syndroom bestaat uit meerdere symptomen waar insulineresistentie een onderdeel van is:
Obesitas
- Te hoge waardes van bloedvetten (dyslipidemie)
- Verhoogde bloeddruk
- Microalbuminurie
- Verhoogde bloedsuikers/insulineresistentie
- Verhoogde bloedsuikers/insulineresistentie
Wanneer een dier meer suikers aangeboden krijgt dan kunnen worden verwerkt, dan gaat het lichaam zich hier aan aanpassen:
- De pancreas gaat insuline op voorraad produceren met als gevolg een hyperinsulinaemie en hypoglycaemie. Dit kan optreden 6-9 maanden na zeer overmatige koolhydraatinname en is reversibel. In dit geval is dit een regulatiestoornis.
- De organen die uitsluitend op glucose zijn aangewezen als brandstofbron en de rode bloedlichaampjes krijgen te lijden onder de optredende hypoglycaemie. Als tegenregulatie worden de insulinereceptoren ongevoeliger voor insuline. Dit leidt tot een normoglycaemie zodat de bloedcellen weer voldoende glucose binnen krijgen als brandstof. In dit geval is er sprake van hyperinsulinaemie en insulineresistentie terwijl er sprake is van een normoglycaemie. In de cellen wordt minder c-AMP geproduceerd waardoor GLUT-4 (glucosereceptor en –transporteur) niet meer naar de celwand wordt gedirigeerd. Ook dit stadium is nog steeds geheel reversibel. Wel moet er in het achterhoofd worden gehouden dat psycho-emotionele stress makkelijk leidt tot een verstoring van het systeem door de productie van adrenaline en cortisol. Adrenaline en cortisol zorgen ervoor dat er een verschuiving is van vetverbranding richting koolhydraatverbranding. Cortisol vermindert de gevoeligheid van insulinereceptoren en voorkomt dat glucose als glycogeen kan worden opgeslagen in de spier om meer glucose in de bloedbaan te houden als voorraad wat weer leidt tot meer insulineresistentie.
Een ongunstige verhouding tussen de inname van voeding en beweging is de aanleiding tot het ontstaan van centrale (viscerale) obesitas, een pro-inflammatoire toestand en insuline resistentie.
Visceraal vetweefsel is een bron van adipokinen, deze zijn betrokken bij het lipiden-metabolisme, bloeddrukregulatie, ontsteking, immuniteit en acute fase response, angiogenese, insulinegevoeligheid en glucosehomeostase, reproductie, eetlust en energiebalans en hemostase.
Symptomen van insulineresistentie
De belangrijkste symptomen bij insulineresistentie zijn:
- Buikvet
- Overgewicht (of in een enkel geval ondergewicht)
- Huidproblemen
- Spiervermoeidheid
- Ook kan insulineresistentie leiden tot endotheeldisfunctie, plaquevorming en macrovasculaire complicaties. Humaan treden daarbij het meest op de voorgrond problemen met de ooglens, neuronen en endotheelcellen. Ook de uit eiwit en glucose ontstane Advanced Glycation Endproducts (AGE’s) spelen een belangrijke rol. De macro-angiopathie die hierdoor ontstaat kan samen met huperosmolariteit tot nierinsufficiëntie en daardoor tot een verhoogde bloeddruk leiden. Hypertonie kan, samen met microangiopathie, de retina van de ogen veranderen (blindheid). Er kan verlies van sensibiliteit en vegetatieve regulatie optreden, evenals perifere doorbloedingsstoornissen.
Bij diabetes mellitus is het immuunsysteem verstoord, wat zich vaak uit in een verhoogde vatbaarheid voor infecties en een abnormale wondgenezing. Ook schade aan bloedvaten is een complicatie bij een verstoorde glucosehuishouding, omdat een te hoog glucosegehalte het aantal reactieve zuurstofverbindingen in het bloed sterk toenemen.
De behandeling
Diabetes Type I kan vrijwel uitsluitend met insuline worden behandeld.
Bij Type II wordt insuline ook vaak ingezet. Hiernaast bestaat de therapie doorgaans uit drie maatregelen:
- Het aanpassen van de voeding! Het is belangrijk om een koolhydraatloos dieet te voeren. Er bestaan verschillende droge dieetvoeders die hier voor ontwikkeld zijn, deze worden echter niet altijd even goed gegeten. Ook vers vlees of vis is een goede voeding voor een suikerpatiënt.
- Het reduceren van lichaamsgewicht. Dieren die te dik zijn doen er goed aan om hun overgewicht kwijt te raken, zo mogelijk door intensivering van de beweging. Dit verbetert de conditie en verlaagt de bloeddruk.
- Voedingssupplementen.
In de strijd tegen insulineresistentie en overgewicht is een derde behandelmethode: een supplement speciaal ontwikkeld door Phytonics om te ondersteunen in deze behandeling.