Door Adrienne op
Herpesvirus: eens besmet, altijd drager
Herpesvirussen liggen voor zowel een mens als voor een dier altijd op de loer. Zeker als de weersomstandigheden veranderen, het buiten guur wordt en de lucht binnenshuis of stal minder geventileerd wordt. Ook stress speelt hierbij zeker een belangrijke rol. Meer onrust zorgt er ook voor dat het immuunsysteem het zwaar te verduren krijgt en een besmetting met een herpesvirus is zo gebeurd. Een besmetting met een herpesvirus gaat vaak via de lucht (niezen, snot) of via seksuele overdracht. Het akelige is dat als een herpesvirus zich eenmaal in het lichaam genesteld heeft, het ook na herstel van de ziekte altijd aanwezig blijft. Een dier blijft drager, maar als het virus niet actief is geeft het geen symptomen. Totdat de weerstand afneemt. Dan ziet het kans om weer actief te worden. Denk bij mensen aan de bekende koortslip die de kop opsteekt bij vermoeidheid, lage weerstand of blootstelling aan teveel zon. Of een aanval van gordelroos. In beide gevallen is het een opleving van het in het lichaam al aanwezige herpesvirus, de laatste bij mensen die eerder waterpokken hebben gehad. Bij dieren zie je het vaak terug als een snotterige verkoudheid.
Gelukkig kun je er als verzorger iets aan doen om het virus bij je dier onder controle te houden.
Goede weerstand is de basis
Dieren die in contact zijn geweest met een herpesvirus zijn drager. De eerste keer reageert het immuunsysteem van het dier extra fel en kan het zich voordoen als een verkoudheid die kort duurt. Het herpesvirus trekt zich vervolgens terug in een zenuw waar het afweersysteem van je dier niet bij kan. Een sterk immuunsysteem zorgt ervoor daarna voor dat virussen geen kans krijgen om uit te breken. Het virus wacht namelijk zijn kans af tot het immuunsysteem is verzwakt. Dan breekt het uit, waardoor het snel terrein kan winnen voordat het dierenlichaam reageert.
Een goede weerstand van je dier bereik je met het nemen van de juiste preventieve maatregelen: adequate beweging, een goed leefklimaat, voldoende ventilatie, geen tocht, geen stress en voldoende hygiëne. Ook is het raadzaam om contact met eventueel besmette dieren te vermijden. Bij veel dieren bij elkaar, in een pension, opvang of grote stal is het risico van besmetting veel groter.
Stress is een vaak over het hoofd geziene ondermijnende factor van de weerstand. Angst maakt letterlijk ziek…en geeft herpesvirussen de kans om weer tevoorschijn te komen. Vermoed je dat je dier een situatie spannend vindt – denk aan transport of een verblijf in een pension – ondersteun dan al vooraf het immuunsysteem met weerstand bevorderende middelen.
Ook de soort voeding is van invloed op de gezondheid en de conditie van het afweersysteem met betrekking tot het herpesvirus. Het gaat dan uiteraard om gezonde voeding met een minimum aan (snelle) suikers en een goede verhouding in de essentiële aminozuren L-Lysine/L-Arginine.
Herpesvirussen bij dieren
Bij paarden leidt het Equine herpesvirus (rhinovirus) tot Rhinopneumonie dat vanwege zijn ernst en besmettelijkheid zeer berucht is onder paardenliefhebbers. Het kent twee varianten: type EHV1 en type EHV4. De laatste geeft alleen wat verkoudheidsverschijnselen en koorts.
Ziek geworden?
Zodra een dier ziekteverschijnselen vertoont (en liever natuurlijk eerder!) waarbij wordt gedacht aan een besmetting met een herpesvirus is het van belang de leefomstandigheden aan te passen met de eerder genoemde preventieve maatregelen.
Verder kan het aminozuur L-Lysine worden ingezet: het remt de vermeerdering van herpesvirussen.
L-Lysine, L- arginine en herpesvirussen
De meest in het oog springende werking van het aminozuur L-Lysine is de werking tegen virale infecties. Met name herpesinfecties, bijvoorbeeld de koortslip (herpes simplex) of gordelroos (herpes zoster) bij mensen kunnen effectief worden behandeld met L-Lysine. De effectiviteit bij genitale herpes is minder gebleken. L-Lysine is tevens nodig voor de vorming van antilichamen.
L-Lysine werkt tegengesteld aan L-Arginine. De L-Lysine werkt remmend doordat het zorgt dat het herpesvirus niet kan repliceren waarbij L-Arginine juist stimulerend werkt op de vermeerdering van het virus. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer de L-lysine/L-Arginine verhouding in evenwicht is, de vermeerdering van virusdeeltjes onder controle kan worden gehouden. Arginine en Lysine beconcurreren elkaar bij de opname vanuit het darmkanaal. Wanneer er een voldoende L-Lysine wordt aangeboden, dan zal het de opname van L-Arginine echt verminderen.
L-Arginine zit in voedingsmiddelen als chocola, volle granen, noten en zaden, pinda’s, kokosnoot, haver, gelatine, uien en champignons. Ook knoflook bevat veel arginine. Dit zijn voedingsmiddelen waar een dier normaliter niet mee in aanraking komt. Granen en haver staan echter wel vaak op het menu van onze huisdieren, dus goed om te weten dat zij op deze manier een teveel aan L-Arginine binnen kan krijgen ten opzichte van de L-Lysine. Een teveel aan arginine onderdrukt de werking van lysine, net als dat een overmaat aan lysine ervoor zorgt dat arginine moeilijker wordt opgenomen. Bij een teveel aan L-Arginine neemt het risico op een herpesinfectie toe, omdat het de vermeerdering van het herpesvirus in het lichaam stimuleert. Voeding met een juiste balans van deze aminozuren is dus van belang.
Wees alert op voeding bij dieren
Bij paarden kan het zijn dat een rantsoen met veel haver of volle granen het gehalte L-arginine verhoogt en het dier daardoor kwetsbaarder maken voor het herpes virus.
Voorkomen is beter dan genezen.
Wat moet je doen voor een goede weerstand:
- Voeding aanpassen
- Stress verlagen
- Immuunsyteem boosten
- Zorgen voor een goede hygiëne
- Voldoende beweging geven