Voor de meeste paardenbezitters is insulineresistentie geen onbekend begrip: het suikergehalte in onze weiden – Engels raaigras!-, in paardenbrokken en hooi is vaak veel te hoog en kan leiden tot insulineresistentie. Insulineresistentie veroorzaakt een verstoring van de glucose(suiker)- en energiehuishouding van het paard. Paarden met insulineresistentie lopen een verhoogde kans op overgewicht, hoefbevangenheid, staart- en maneneczeem en ook PPID, voorheen ziekte van Cushing genoemd.
Wat is insulineresistentie?
Bij de glucosehuishouding in het lichaam speelt insuline een belangrijke rol. Het hormoon wordt geproduceerd in de alvleesklier. De belangrijkste functie van insuline is het transport van glucose (suiker) vanuit het bloed naar de cel. In de cel levert glucose energie voor arbeid of wordt opgeslagen als vet. Hoe meer glucose wordt aangeboden via voeding, hoe sneller het lichaam geneigd is om deze glucose op te slaan in de vorm van vet, als een reserve voor in slechte tijden. Ook moet het bloedsuikergehalte binnen bepaalde grenzen blijven. Wanneer er (te) veel glucose in de voeding zit zal het lichaam steeds meer is insuline nodig hebben om dit proces te reguleren.
Het is goed om te beseffen dat niet alleen suikers uit voeding worden omgezet in glucose, maar ook koolhydraten in het rantsoen. Biks en andere voeding zit vaak barstensvol met zetmeel en ook hooi van suikerrijke grassen zal zorgen voor een stijging van de glucosespiegel in het bloed.
Bij insulineresistentie treedt er een verandering op van de receptoren op de celwand waardoor deze insulinereceptoren veel minder goed reageren op de insuline. Hierdoor is er steeds meer insuline nodig om de glucose door de celwand heen te kunnen transporteren. Als het lichaam niet over voldoende insuline beschikt, wordt de glucose opgeslagen als vet. Met als gevolg overgewicht. Ook bij hoefbevangenheid, SME en ziekte van Cushing kan insulineresistentie een onderliggende oorzaak zijn..
Om te voorkomen dat er gezondheidsproblemen ontstaan, moet het bloedsuiker(glucose)gehalte in het bloed binnen bepaalde grenzen blijven. Een vernuftig terugkoppelingssysteem, gestuurd vanuit de hersenen, reguleert dit als een thermostaat.
Thermostaat
Het reguleren van het bloedsuikergehalte is een samenwerking tussen de hypofyse, de alvleesklier en andere hormoonproducerende klieren. De hypothalamus, die in nauwe verbinding staat met de hypofyse, heeft hierbij de functie van de thermostaat. Hoe werkt dat?
Een thermostaat reguleert de temperatuur in een ruimte. Als de temperatuur de ingestelde waarde heeft bereikt, slaat de thermostaat uit. Als de temperatuur weer onder de waarde zakt, laat de thermostaat de verwarming weer aanslaan. Zo wordt via dit terugkoppelsysteem een constante temperatuur gewaarborgd.
Zo werkt het ook bij het op peil houden van het ideale bloedsuikergehalte in het lichaam van het paard: via een meting van het bloedsuikergehalte en de hoeveelheden hormonen in het bloed dat door de hypofyse stroomt, wordt het bloedsuikergehalte gereguleerd. Dit terugkoppelsysteem reageert net als een thermostaat op wat de omstandigheden vragen. Tijdens arbeid, stress of juist in rust is er meer of minder glucose nodig.
Als het terugkoppelsysteem registreert dat het bloedsuikergehalte te laag is zet het de tegenhanger van het opslaan van glucose in werking: de gluconeogenese. Bij de gluconeogenese wordt opgeslagen vet weer omgezet in glucose, dat verbrand kan worden in de cel om arbeid te verrichten.
Wanneer de opname van glucose door de insulineresistentie is veranderd, functioneert het terugkoppelingssysteem niet meer goed. Door het hoge insulinegehalte blijft de opslag van glucose als vet in de cel ook doorgaan: de knop blijft steken op ‘opslaan’.
Als er vervolgens arbeid verricht wordt, komt het verbrandingsproces veel te traag op gang. Bovendien kan het nieuw gevormde glucose heel moeilijk de spiercellen binnendringen door de trage werking van de insulinereceptoren. Het gevolg hiervan is traagheid, stijfheid in beweging en een blijvend hongergevoel. Zie je dit gebeuren bij je paard wees dan alert op insulineresistentie!
Oorzaken van insulineresistentie bij het paard
Voeding
Voeding met veel suikers en koolhydraten – zie inleiding - is een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van insulineresistentie bij paarden
In hoeverre de voeding van invloed is op het ontstaan van insulineresistentie en een verstoring van de darmflora van een paard is per type paard verschillend. Op de website www.devijfelementen.nl worden de verschillende paardentypen beschreven. Zogeheten ‘aarde paarden’ zijn gevoeliger voor voeding, evenals de houttypes wanneer ze niet voldoende arbeid kunnen verrichten. Neem als voorbeeld de rassen IJslander, Shetlanders en Fjorden. Deze paarden zijn van nature sober, gebouwd voor het verrichten van zwaar werk en te leven onder koude en schrale omstandigheden, waarbij zij aangeboden voeding snel opslaan als reserve-energie voor slechte tijden. Alleen, onder de huidige Nederlandse omstandigheden komen deze slechte tijden niet meer voor en is dit mechanisme voor hen in Nederland niet zinvol. Omdat zij genetisch nog wel zo zijn ingericht, leidt bij dit type paarden te suikerrijke voeding sneller tot problemen.
Stress
Stress is een onderschatte oorzaak van het ontstaan van insulineresistentie. Om stress te reguleren maakt het lichaam hormonen aan zoals cortisol en adrenaline. Deze stresshormonen zijn van invloed op de glucosestofwisseling en energieverbranding in de cel en staan onder invloed van de regiefunctie van de hypofyse.
In stresssituaties reageert het lichaam automatisch met een vlucht- of vechtreactie. Hiervoor is in korte tijd veel energie nodig. De stresshormonen cortisol en adrenaline zorgen ervoor dat deze energie snel uit cellen wordt vrijgemaakt, zodat het paard kan vluchten (of vechten). Helaas komt het voor dat paarden stress ervaren door prikkels om hen heen, zonder dat ze de kans krijgen om te vluchten. Deze continue staat van overprikkeling heeft ook een negatieve invloed op het calcium- en magnesiumevenwicht binnen en buiten de cel.
Magnesium speelt een belangrijke rol in het stabiliseren van de insulinereceptoren, het reguleren van ontstekingsprocessen in het onderhuidse vet en het stabiliseren van de celwand. In voeding is vaak te weinig magnesium aanwezig. Bij een stressgevoelig paard wordt de voorraad nog sneller opgebruikt.
Andere oorzaken van stress zijn het gebrek aan contact met soortgenoten, het veelvuldig binnen staan en te weinig zonlicht krijgen, een tekort aan beweging en een onjuiste bejegening en behandeling. Er is dus een diversiteit van gebeurtenissen die kunnen bijdragen aan het verstoren van de balans, wat ertoe leidt dat insulineresistentie wordt veroorzaakt of verergerd.
Infectie
Een chronische infectie, met name in de darmen, of een acute infectie in de luchtwegen of in een been kan bijdragen aan het ontstaan of verergeren van insulineresistentie. Hierdoor kan een paard hoefbevangen worden of last krijgen van staart- en maneneczeem, terwijl er niets in de dagelijkse routine is veranderd. De hormonen die betrokken zijn bij het reguleren van de infectie, zoals cortisol, spelen net als bij stress ook hier een rol. Een infectie van de darm verstoort de darmflora nog meer dan de voeding al deed, waardoor dit ook een verergering van insulineresistentie in de hand kan werken.
Hormonen in disbalans
Als een merrie een afwijkende hengstigheid heeft zie je vaak een verstoring van de oestrogeenspiegel. Deze verstoring in de hormoonbalans kan leiden tot een ontstaan of een toename van insulineresistentie. Andersom werkt het ook: een merrie die insulineresistent is zal weinig tot geen hengstigheid laten zien. Ook een merrie die langdurig oestrogeen toegediend krijgt, loopt risico op het ontwikkelen van insulineresistentie.
Symptomen insulineresistentie
Vetophoping
Een belangrijk gevolg van insulineresistentie is vetopslag. De meest herkenbare locatie voor vetopslag is de verdikking en verharding van de manenkam. Vaak zie je rimpels in de huid ontstaan. Ook kunnen er vetophopingen ontstaan bij en voor de staartwortel, achter de schouderbladen en soms (vooral bij Iberische paarden) strengen vet naast de lange rugspier. Die zien eruit als extra zijkwabben. Bij een merrie zie je soms een verdikking rond de navel verschijnen – een kwab voor de uier en bij de ruinen een gezwollen koker met soms ook een vetkwab voor de koker.
Stijfheid in bewegen
Het bewegingspatroon verandert ook. Dieren worden stijf en stram, lopen kort en soms ‘als op eieren’ en zijn snel moe. De stijfheid valt vooral op bij het monsteren: het lijkt dan of het dier gevangen is in zijn eigen lichaam. De bespiering voelt hard aan, dit is vet dat rondom de spier als het ware wordt opgestapeld.
Afwijkende bloedwaarden
Vaak is ook al veel vet gestapeld in de lever. In het bloed zijn soms al verhoogde insulinewaarden meetbaar, ook bij een normaal suikergehalte. Het beste bewijs voor echte insulineresistentie is als het insulinegehalte verhoogd is nadat het paard 12 uur heeft gevast.
Gevolg van insulineresistentie
Hoefbevangenheid, ziekte van Cushing (PPID) en staart -en maneneczeem (SME, zomereczeem) zijn de meest heftige problemen die kunnen ontstaan bij het insulineresistente paard. Maar ook overgewicht, vermoeidheid, spierpijn, spiertrillingen en spierbevangenheid, verminderde fertiliteit, luchtwegproblemen, toename gewrichtsklachten en rugklachten.
Behandeling van insulineresistentie bij het paard
Aangepaste voeding en beweging, het voorkomen van stress en suppletie met mineralen, bouwstoffen en kruiden kan de glucosebalans in het lichaam weer herstellen.
Aanpassen van het dieet
Het dieet moet worden aangepast met voldoende ruwvoer als stro, hooi of mager gras met een laag suikergehalte. Mais, tarwe of tarwezemelen, gerst, haver en melasse moeten vanwege hun hoge glycaemische index worden beperkt.
Verminderen van stress
Voldoende zonlicht en buitenlucht, het leven met soortgenoten en voldoende beweging reduceren de stresssymptomen.
Supplementen
Voor een goede glucosestofwisseling ontwikkelde Phytonics het supplement Gluco balance
Kruiden die ondersteunend werken bij insulineresistentie:
Agnus castus (Monnikspeper), Berberis vulgaris (Zuurbes), Brassica oleracea italica (Broccoli), Carduus marianus (Mariadistel), Cinnamomum ceylanicum (Kaneel), Corylus avellana (Hazelnootblad), Cynara scolymus (Artisjok), Foeniculum vulgare (Venkel), Glycyrrhiza glabra (Zoethout), Groene kool, Hibiscus sabdariffa (Chinese roos), Petroselinum crispum (Peterselie), Rosmarinus officinalis (Rozemarijn), Salvia officinalis (Salie), Spinacia oleracea (Spinazie), Urtica urens (kleine Brandnetel), Vitis vinifera (Rode Druifstok, Zingiber (Gember)
Mineralen en bouwstoffen die tezamen ondersteunend werken bij insulineresistentie:
Pre- en probiotica, Bioflavonoïden (90% Hesperidine), Choline, L-Lysine, Calciumcitraat, Chroompicolinaat, Fosfor, IJzer, Jodium, Kalium, Koper, Magnesiumcitraat, Mangaan, Selenium, Zinkcitraat